Home Schade door onrechtmatige opname in psychiatrisch ziekenhuis

Ernst de Jong

Overig
/

Schade door onrechtmatige opname in psychiatrisch ziekenhuis

Indien een psychiatrisch patiënt – naar later komt vast te staan – ten onrechte gedwongen is opgenomen op grond van de Wet BOPZ, dan kan deze patiënt schadevergoeding vorderen op grond van een specifieke bepaling in die wet. Gedwongen opneming kan plaatsvinden op basis van een inbewaringstelling (IBS) door de burgemeester (bij spoedgevallen) of op basis van een rechterlijke machtiging (RM).

In casu had de burgemeester op 7 december 2009 een IBS gelast, maar deze werd op 9 december 2009 niet voortgezet door de rechtbank wegens het ontbreken van onmiddellijk dreigend gevaar. Patiënte bleef vervolgens (vrijwillig) in het ziekenhuis. Op 15 december 2009 werd opnieuw een IBS afgegeven, die dit keer wel bij rechterlijke machtiging werd voortgezet tot 8 januari 2010. Op 8 januari 2009 volgde een zelfstandige machtiging van de rechtbank tot gedwongen opneming voor de duur van 2 maanden.

Patiënte vordert later immateriële schadevergoeding over het tijdvak 7 december 2009 tot 8 januari 2010. Patiënte stelt dat zij gedurende deze periode zonder recht of titel van haar vrijheid is beroofd. De rechtbank beoordeelt vier tijdvakken.

Ten aanzien van de periode 7 – 9 december constateert de rechtbank dat het verzoek te laat is ingediend. In de periode van 9 tot 15 december verbleef patiënte vrijwillig in de instelling, dus is van onrechtmatige vrijheidsberoving geen sprake geweest.

Voor wat betreft de periode 15 tot 18 december (de tweede IBS) toetst de rechtbank de last van de burgemeester. De psychiater die de geneeskundige verklaring had opgesteld, was incidenteel betrokken geweest bij de behandeling van deze patiënt. De rechtbank oordeelt dat het wettelijk voorschrift inzake betrokkenheid bij de behandeling méér ruimte biedt dan de eis dat een psychiater – tenzij dat niet mogelijk is – de verklaring verstrekt. In de instelling zijn alle beschikbare psychiaters op enig moment zijdelings betrokken geweest bij de behandeling van patiënte. De rechtbank oordeelt niet een zodanig bezwaar aanwezig dat tot onrechtmatigheid van de last van de burgemeester moet worden geconcludeerd.

Ten aanzien van de periode vanaf 18 december overweegt de rechtbank echter dat het verzoek zich richt tegen de rechter die de machtiging heeft verleend. Patiënte stelt dat er een machtiging is verleend op een niet door een onafhankelijk geneeskundige opgestelde geneeskundige verklaring. De rechtbank formuleert als criterium voor toekenning van een vergoeding ex art. 35 Wet Bopz dat sprake moet zijn van een evident verzuim van de rechter. Nu incidentele betrokkenheid bij de behandeling uit de verklaring zelf al bleek, had de rechter ter gelegenheid van zijn beslissing van 18 december 2009 een nader onderzoek moeten instellen naar die betrokkenheid, of in ieder geval moeten motiveren waarom de beslissing op deze verklaring kon worden gebaseerd. De rechtbank beschouwt de nalatigheid als een verzuim in formele zin. Patiënte heeft daarom recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Nu de dwang in genoemde periode betrekkelijk was (soms was er bereidheid om op vrijwillige basis te verblijven) en op 31 december 2009 in verband met de aanstaande voorlopige machtiging alsnog een onderzoek door een onafhankelijk psychiater heeft plaatsgevonden, matigt de rechtbank de vergoeding; zij kent een schadevergoeding van € 850,= toe.

 

Voor de gehele uitspraak zie Rechtbank Zutphen, 11 maart 2010 LJN: BL7580.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven